Het is moeilijk om woorden op te schrijven waarvan je verwacht dat ze op een verkeerde manier begrepen zullen worden. Mijn hart gaat uit naar worstelende gelovigen die geneigd zijn om steeds nieuwe redenen te vinden om zich ontmoedigd te voelen. Ik wil hen niet beschadigen.
Jezus brak het geknakte riet niet, en de walmende vlaspit bluste Hij niet uit (Mattheüs 12:19-20). Amen. En dat wil ik dus ook niet doen. Mijn doel is niet om de rolstoelen weg te nemen bij hen die ze echt nodig hebben, maar om de trage heiligen te vermanen om op te staan en sterk te worden in de Heere.
Bloed op de deurposten
Goede analogieën kloppen niet wanneer ze in een verkeerde context worden geplaatst. Zo een analogie gaat bijvoorbeeld als volgt: ‘Het maakte niet uit of de Israëlieten een zwak geloof hadden: zolang het bloed maar aan de deurpost zat werd diegenen gered’! De toepassing? Hoe gaat er niet om hoe sterk je geloof is, maar hoe sterk het voorwerp van je geloof is. Het gaat niet om de kracht van je geloof, maar om hoe krachtig Jezus is om zondaren te redden.
Enkele aandachtspunten die de moeite waard zijn om over na te denken zijn duidelijk: Jezus Christus is machtig om zondaars te redden. En Zijn werk, niet ons geloof, is onze enige basis voor acceptatie bij God. Wij hebben geen vertrouwen in ons eigen geloven om daardoor gerechtvaardigd te worden. Ons geloof is richt zich op de Persoon en het werk van koning Jezus.
De analogie heeft zijn werk gedaan als het gaat om de waarheid en de schoonheid van de rechtvaardiging door het geloof te onderstrepen. En als de anologie moed geeft aan hinkende heiligen die – ondanks hun beste inspanningen en voortdurende smeekbeden voor goddelijke hulp – zich verslagen en geknakt voelen. Het herinnert hen eraan om buiten zichzelf te kijken naar Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof (Hebreeën 12: 2). Er staat dat Hij – ondanks ons zwakke aanklampen – ons vasthoudt met almachtige kracht (Psalm 63:8).
Maar de analogie misleidt ons wanneer het ook wil zeggen dat de kracht van iemands geloof van geen enkel belang is. Het is van groot belang als je nadenkt over de verbinding tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking; Gods soevereine acceptatie en onze dagelijkse verantwoordelijkheid als christenen. In plaats van gewonde heiligen te helpen om hoop te vinden die leidt tot een sterker geloof, kan een dergelijke anologie worden gebruikt om luiaards te beschermen die zich maar al te comfortabel voelen met hun zwakke geloof.
Deze leeglopers zijn geestelijke nietsnutten die geen oorlog voeren tegen hun twijfels. Ze gaan zelfs zo ver om ons te vertellen dat het herbergen van enige twijfel nog gezond is ook! Het wordt zelfs aangemoedigd. Ze lijken er op gericht om Gods aangewezen ‘genademiddelen’ op armlengte afstand te houden. Ze verliezen geen (van hun vele uren) slaap vanwege het feit dat hun twijfels hun Meester onteren. Nee, ze mopperen tegen God en voelen zich vrij om dat te blijven doen, omdat er tenslotte bloed op hun deur is. Ze houden zich op tussen andere gewonde schapen om zo te ontsnappen aan oproepen van geloof, groei en bekering. Het is professioneel gekneusd riet dat groeit door het moeras van geestelijke stilstand.
Deze mensen hebben het niet nodig om vertroeteld te worden; ze hebben vermaning nodig (1 Thessalonicenzen 5:14). Een leven met een zwak en wankel gelooft eert God niet en is niet veilig. Deze ‘zwakte’ is, in tegenstelling tot die van Paulus in 2 Korintiërs 12: 9-10, geen kracht. Het is geen deugd. Het is geen nederigheid. Het is een zeer serieus probleem.
Wees niet zoals deze jongens
Om te beginnen kunnen we niet de categorie van ‘eeuwigdurend, duurzaam, zwak geloof’ vanuit het Exodus-verhaal ontwikkelen. De ‘geredde Israëlieten’ uit Egypte hielden het over het algemeen niet vol in de woestijn. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament tekent hen als mensen met een stenen hart, als ongelovige en onwedergeboren mensen met wie God uiteindelijk niet tevreden was.
Aan ons wordt expliciet gezegd dat wij niet zoals zij moeten zijn in het geloof zoals zij na de uittocht uit Egypte waren. Zij waren afgodendienaars (1 Korintiërs 10:7). Ze waren seksueel immoreel (1 Korintiërs 10:8). Ze stelden God op de proef (1 Korintiërs 10:9). Ze murmureerden onophoudelijk (1 Korintiërs 10:10). Ze hoorden het goede nieuws en geloofden het niet (Hebreeën 4:2). Ze werden gedoopt door de Rode Zee, ze dronken van de geestelijke rots Christus, ze zagen veel tekenen en wonderen – en toch rebelleerden ze tegen God, en Hij doodde hen in de woestijn (1 Korintiërs 10:4-5).
Hun oorspronkelijke vertrouwen bleef niet voor altijd, geen volharding (Hebreeën 3:14). Hun zwakke geloof groeide niet, maar bleek een vals geloof te zijn, een ‘verachting’ van de Heere (Numeri 14:11). Hoewel hun eerstgeborenen die nacht werden gered, zou meer van hen worden vereist dan deze eerste handeling. Spoedig zou hun ongeloof God uitdagen om hen te doden door pest (1 Korintiërs 10:8), hen doden met vurige slangen (1 Korintiërs 10:9), en hen doden door de Engel des doods (1 Korintiërs 10:10). Uiteindelijk zijn ze niet in Gods rust binnen gegaan (Hebreeën 3:18-19).
Waar geloof laat stabiliteit en standvastigheid zien
Stotterend, struikelend, kruipend geloof – in iemands hele leven – is niet de afbeelding van het reddende geloof in het Nieuwe Testament.
Een geloof dat redt kenmerkt zich juist door een steeds stabieler, standvastiger en onwankelbaarder, nooit verschuivende hoop op het Evangelie (Kolossenzen 1:23). Het geloof duurt tot het einde (Hebreeën 3:14). Het groeit sterk genoeg om ons te beschermen tegen de aanvallen van satan (Efeziërs 6:16; 1 Petrus 5: 9). En het houdt ons vast in de liefde van God (Judas 20-21). Het rijpt om zo vrucht te dragen (Jakobus 2:18). Het geeft ons de overwinning die de wereld overwint (1 Johannes 5:4).
Hoewel het ene seizoen in het leven ons twijfelachtiger kan maken dan het andere, toch mogen de wiebelende benen van onze geestelijke kindertijd niet eeuwigdurend zijn (Hebreeën 5: 11-13). Jezus bestrafte de discipelen vaak vanwege hun kleine geloof. Twijfelen aan God maakt dat we door de wind heen en weer gegooid worden en dubbelzinnig zijn (Jakobus 1:5-8). Het ‘zwakke geloof’ waar in de Romeinen-brief over geschreven wordt gaat niet over een twijfelen aan God of Zijn Evangelie, maar daar gaat het over een slecht geïnformeerd geweten en over zaken die betrekking hebben op de christelijke vrijheid (Romeinen 14:1).
Stabiel en standvastig zijn in het geloof is de standaard. De Heilige Geest in ons beschermt of moedigt nooit de twijfel in ons hart aan. Onze roeping is om te staan in het geloof (1 Korintiërs 16:13). Navolging om zo te komen tot volwassenheid is het doel van Abraham: En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf. Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was. (Romeinen 4: 20-21). En waar zwakte bestaat, roept het ware geloof nederig: Ik geloof Heere; kom mijn ongeloof te hulp! (Markus 9:24). Dit betekent niet: steun mijn ongeloof, houd het in leven, verontschuldig en vertroetel mij. Echte hulp is: verminder mijn ongeloof, verwin mijn ongeloof. verander mijn ongeloof in geloof!
Twijfel onteert God
Tevreden zijn met twijfel, achterdocht en een zwak geloof is, zoals Luther zegt, ‘de hoogste vorm van minachting’ die richting God kunnen hoog houden.
We kunnen op geen enkele manier meer minachting voor iemand tonen dan door hem als vals en slecht te beschouwen. Door achterdochtig richting hem te zijn, zoals we doen als we iemand niet vertrouwen. Wat een ongekende rebellie tegen God, wat een grootste goddeloosheid en wat een verschrikkelijke minachting van God is het dan wanneer we niet in Zijn belofte geloven? Want wat is dat anders dan God tot een leugenaar maken door te betwijfelen of Hij te vertrouwen is? Daarmee zeg je dat jezelf eerlijk en oprecht bent, maar dat God liegt en zinloze woorden spreekt.
Het is tragisch om wantrouwend en achterdochtig te zijn ten opzichte van de God vol van standvastige liefde en waarheid. We belasteren Hem als we weigeren om Hem te vertrouwen. De Vader van de waarheid is niet de vader van leugens. De God van liefde is niet de God van wreedheid. De Zoon die aan het kruis voor zondaars hing, moet niet als een bedrieger worden neergezet.
Vertrouw op Hem vanwege Zijn genade
Alle waarachtigheid, rechtvaardigheid, gerechtigheid en schoonheid behoren toe aan Jezus Christus. Hij heeft nooit gelogen en nooit vergist. Hij is het beeld van de onzichtbare God (Kolossenzen 1:15), de uitstraling van zijn glorie (Hebreeën 1: 3). Hij heeft nooit ten opzichte van één van Zijn kinderen gefaald, noch onrecht gedaan aan enig schepsel op aarde.
Onderzoek de veroordeelden in de diepste kuilen van de hel, en niemand zal een enkele klacht tegen Hem hebben. Vraag de martelaren in de hemel, en niemand zal aan iets anders dan lof voor Hem denken. Wie kan Hem van ongelijk beschuldigen? Zijn discipelen konden dat niet. Zijn vijanden konden dat niet. Satan kan dat niet. Zijn Vader niet. Maar als dan de hele hemel zwijgt, moeten dan belijdende christenen op aarde klaar staan om Hem met kreun en klacht te beschuldigen?
Luister naar dat geknakte riet, William Cowper, terwijl hij ons allen aanmoedigt,
Veroordeel de Heere niet vanwege een zwak gevoel,
maar vertrouw Hem vanwege Zijn genade.
Achter fronsende voorzienigheid
verbergt Hij een lachend gezicht.
Wanneer twijfel komt – en het zal komen – die fluisteren dat God niet betrouwbaar is, dat de Bijbel niet waar is, en Jezus’ bloed niet genoeg is, stem niet in met dergelijke leugens. Omarm ze niet. Ga niet pronken met die twijfels. In plaats daarvan, belijd ze en grijp meer dan ooit vast aan de Heiland door te roepen: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!