‘Een zeker man had twee zonen. En de jongste van hen maakte alles te gelde en reisde weg naar een ver land en verkwistte daar zijn vermogen.’
Je begrijpt: met deze twee zinnen zitten we middenin het verhaal van Jezus, dat hij vertelt in Lukas 15. Dat van de verloren zoon, die zijn deel van de erfenis alvast bij zijn vader opvraagt om dat in het buitenland uit te geven aan van alles en nog wat. Maar eerlijk gezegd gaan bovengenoemde zinnen ook over de jongste zoon van vader Guijt.
Nee, er zat dan wel geen cent bij van de erfenis; dat niet. En het was ook niet per se een losbandig leven dat de jongste zoon daar in Kroatië leidde. Maar hij had zeker wel een hoop ‘te gelde gemaakt’. Een cocktailtje hier, een excursie naar daar, een souvenirtje zus en een dinertje zo. De jongste zoon nam het er flink van na een jaar hard werken.
Helaas. Deze jongste zoon vertoonde nóg een overeenkomst met de Bijbelse jongste zoon. Min of meer. Een verschrikkelijk detail. Namelijk dat hij zijn Vader vergat. Dat hij niet meer aan Hem dacht.
Het lag ook helemaal niet aan Vader. Het lag aan mezelf.
Oké, dat is misschien een beetje te negatief gezegd. We hadden natuurlijk de gezamenlijke dagsluitingen. En we hadden goede (geloofs)gesprekken met elkaar. Mij werd zelfs gevraagd een van mijn columns voor te lezen…
En toch, als ik eerlijk ben, merkte ik dat ik verder bij Vader vandaan was. Niet, dat Hij niet aanwezig was in Kroatië. Immers: ‘Op bergen en in dalen, ja, overal is God!’ Het lag ook helemaal niet aan Vader. Het lag aan mezelf.
Voor m’n Bijbeltje had ik ’s ochtends nauwelijks tijd. En mijn avondgebed duurde de helft korter. Overdag waren mijn gedachten met zoveel andere dingen gevuld, dat er haast geen tijd overbleef om aan Vader te denken.
Je zegt: Logisch. Als het ontbijt maar tot 9 uur geserveerd wordt. Logisch. Als je ’s nachts wat later thuiskomt dan gewoonlijk. Logisch. Dat je gedachten met duizend andere dingen gevuld worden als je in zo’n prachtig land ben met een ontzettend leuke groep. Maar, totaal niet logisch als ik bedenk dat ik álles van Vader gekregen heb…
Goed, je Bijbeltje nam je wel mee. Maar dat was meer uit fatsoen. Of uit gewoonte.
Misschien wel een heel herkenbaar verhaal voor jou, als derde verloren zoon. En misschien ook wel voor jou, als de verloren dochter! Je ging op vakantie, maar liet Vader – bij wijze van spreken – thuis. Goed, je Bijbeltje nam je wel mee. Maar dat was meer uit fatsoen. Of uit gewoonte. Je vakantie was misschien wel even vakantie van álles. Zelfs vakantie van je geloof. Even alles op een lager pitje…
Ik stel voor dat we vanavond nog opstaan en tot Vader gaan. En dat we dan één voor één tegen Hem zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover U.’
En weet je, ik ken Vader goed genoeg om te weten dat er dan nog een derde overeenkomst zit tussen ons verhaal en dat van de Bijbelse verloren zoon: Genade. Een Vader die door ‘innerlijke ontferming bewogen wordt’. Een Vader Die op ons af komt rennen. Die zelfs een feestmaaltijd voor ons aanricht!
Ach, nu ik zo aan het einde van de vakantie weer even een tijdje aan Vader denk, nu ik Hem weer ontmoet in de kerk, nu ik Hem iedere ochtend en avond weer uitgebreid spreek, nu kan ik alleen maar verzuchten:
‘Ja, het is toch echt waar: Oost, west, Thuis best!’