Ik zie ze als de bron van een zeer vermakelijk schouwspel, die kinderen van de overburen. Ik heb er – hoewel ik zelf nog maar een broekie ben – al enkelen op zien groeien. En al die onderkruipsels vertonen één overeenkomst: wegloopgedrag. Als moeder even niet kijkt, zetten ze het op een lopen. En zodra de één groot genoeg geworden is om te begrijpen dat oversteken gevaarlijk is, komt er al weer een nieuw schepsel ter aarde, die de conditie van moeder opnieuw flink op de proef stelt. Ik geniet ervan, in figuurlijke zin zelf weglopend van m’n studieboeken.
Onlangs klapte ik in mijn handen van plezier, toen één van die bengels het voor de derde keer die dag probeerde. Toen ze zag dat ‘mama’ achter haar aan kwam, maakte ze zelfs nog wat extra vaart. Maar gelukkig was de buurvrouw op tijd en kon het kind de straat nog net niet oversteken. Dat was de tweede keer trouwens wel anders. Zonder te kijken, huppelde het kleintje onbezorgd de weg op. Er had zo maar van alles kunnen gebeuren.
De buurvrouw had echt oneindig veel geduld, want ook als het meisje wél in haar buurt was, was het kind onuitstaanbaar. Ze verplaatste potten en pannen voor het huis, die moeder vervolgens in de weg stonden. Ze wilde haar been met schoen en al in een emmer met water dopen; water dat haar moeder voor de ramen gebruikte. Moeder moest constant ingrijpen, totdat ze uiteindelijk klaar was met haar schoonmaaktaken en ze zichzelf en haar kroost weer veilig in huis op kon sluiten.
‘Was ik ook zo?’ vroeg ik me af. Ik vrees dat God, menselijk gesproken, niet lang na zou hoeven denken over het antwoord. Alsof Hij zeggen zou: ‘Ja kind. Sterker nog; jij bent nog steeds zo.’
Adam en Eva begonnen er al mee; ze liepen weg bij God en ze verstopten zich voor Hem. Maar God kwam erachteraan en Hij riep Adam: ‘Waar bent u?’ Heb je het Hem ook al eens horen zeggen tegen jou? ‘Lotte! Maarten! Eline! Ruben! Waar ben je?’
Wij lopen immers ook zo gauw bij God weg. En bovendien, onze wegloopactiviteiten zijn niet eenmalig. Soms gebeurt het zo maar drie keer op één dag. De overkant lokt, de vrijheid trekt, en weg zijn we. Maar Zijn eindeloze geduld blijft ons maar opzoeken. Hoewel; eindeloos…?
Het is God Zelf, Die de gevaren van weglopen bij Hem zó goed kent. En daarom komt Hij achter ons aan. Letterlijk. Jezus komt letterlijk achter ons aan. Hij begeeft Zich op het gevaarlijke terrein om ons er vandaan te trekken. Kom hier! Het is daar Levensgevaarlijk! Je speelt met je Leven…
Wat een genade als we daar uiteindelijk zelf ook achter komen! Wat een genade als we zien, dat we in de schaduw van de Allerhoogste veel veiliger zijn. Psalm 91 zegt: ‘Want Hij zal voor u Zijn engelen bevel geven dat zij u bewaren op al uw wegen.’
Ik kijk even goed om mij heen. Ik zie een massa mensen in het huis van Vader, veilig en wel. Maar ik zie helaas ook een stroom van mensen oversteken. Weg bij de Vader. Op zoek naar iets beters. En dan echoot in mijn gedachten de vraag van Jezus: ‘Wilt u ook niet weggaan?’ (Johannes 6:67)
Hij wacht op jouw antwoord.