Het is een ding om te aanvaarden dat een leerstelling waar is, maar iets heel anders hoe deze het leven en de bediening van de kerk bepaalt. De leer van de verzoening door plaatsvervangend straflijden is in sommige kringen een controversiële leerstelling. Maar diegenen onder ons die bevestigen dat het een werkelijk Bijbelse leerstelling is, moeten grondig nadenken over de vraag hoe deze leer onze bediening bepaalt en inspireert.
Het doel van dit korte artikel is om te beargumenteren dat verzoening door plaatsvervangend straflijden het hart van onze verkondiging van het evangelie moet zijn – het hart van onze reguliere prediking van het woord van God. Daar zijn heel belangrijke redenen voor zowel op het niveau van theologische integriteit als ook op het niveau van de pastorale praktijk.
Theologische redenen voor het centraal stellen van verzoening door plaatsvervangend straflijden in de prediking
Prediking die in de meest juiste betekenis van het woord Bijbels is moet ontvankelijk zijn voor de bredere verhaallijn van de Schrift, op de juiste manier in de context van de Bijbelse theologie geplaatst worden en bewust gevormd worden door bepaalde Bijbels-theologische kernwaarheden. Daaronder valt de basale waarheid dat de God van de Bijbel terecht vertoornd is vanwege de zonde en de zonde zal oordelen. Het is nauwelijks nodig om hier tijd te besteden aan het uiteenzetten van een Bijbelse theologie van Gods rechtvaardigheid en heiligheid. Deze Bijbelse waarheid is zo verweven met de verhaallijn van de Schrift dat we moedwillig de wezenlijke inhoud van de heilsgeschiedenis zouden moeten negeren om deze waarheid te omzeilen.
Het feit dat de zonde van de mens het oordeel van God afroept is wat de Bijbel betreft de fundamentele crisis van de wereldgeschiedenis.
De Bijbelse verhaallijn begint en eindigt met deze realiteit en is daar vol van: Genesis vertelt ons dat God Adam en Eva uit het paradijs wegstuurde en hen (en de wereld) oordeelde vanwege de zonde; Openbaring vertelt ons dat er een dag komt waarop Hij zijn verschrikkelijke oordeel over de wereld zal voltrekken. Het feit dat de zonde van de mens het oordeel van God afroept is wat de Bijbel betreft de fundamentele crisis van de wereldgeschiedenis. Iedere verkondiging van het evangelie die niet aantoonbaar voortvloeit uit dit Bijbelse wereldbeeld en die faalt in het aanpakken van deze crisis schiet op wezenlijk theologisch niveau tekort.
Bovendien – en nauw daarmee verbonden – moet een prediking die bepaald wordt door de bredere verhaallijn van de Schrift het kruis van Christus centraal stellen. Christelijke prediking in de werkelijke betekenis van het woord is niets meer en niets minder dan de verkondiging van Christus die gekruisigd is. Dit was natuurlijk de overtuiging en de praktijk van Paulus zoals hij zo duidelijk bevestigde in 1 Korinthe: “Wij echter prediken Christus, de Gekruisigde” (1:23); “Want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd” (2:2).
Christelijke prediking in de werkelijke betekenis van het woord is niets meer en niets minder dan de verkondiging van Christus die gekruisigd is.
Wanneer we in aanmerking nemen dat zowel Gods rechtmatige toorn als ook het kruis van Christus onderdeel zijn van de wezenlijke structuur van de Bijbelse verhaallijn, dan komt de leer van de verzoening door plaatsvervangend straflijden helder in beeld – want het is bij het kruis dat God zich richt op zijn eigen terechte toorn tegen de zonde. Er zitten natuurlijk veel aspecten aan wat Christus volbracht heeft aan het kruis: Hij verslaat satan; Hij bevrijdt Zijn volk van de slavernij van de zonde; Hij maakt ons schoon van de verontreiniging van de zonde, en daarnaast volbrengt Hij nog veel meer. Soms worden deze en andere aspecten van wat Christus heeft volbracht gezien als afzonderlijke modellen van de verzoening, waaronder verzoening door plaatsvervangend straflijden eenvoudig een ander model is dat op gelijke voet met de rest staat (aangenomen dat verzoening door plaatsvervangend straflijden aanvaard wordt als geldig te midden van deze modellen).
Maar een dergelijke voorstelling van zaken schiet tekort en gaat scheef. De theologische realiteit is dat alle problemen die met de zonde samenhangen, verband houden met het feit dat de gevallen mensheid onder het oordeel van God valt; slechts door het stillen van Gods rechtvaardige toorn over de zonde kunnen de andere elementen van de crisis van de zondeval aangepakt worden. Het is dus veel doeltreffender om over verzoening door plaatsvervangend straflijden te denken als het hart van wat volbracht is aan het kruis, waarbij de overwinning over satan, loskomen van de gebondenheid, reiniging van de zonde (enz.) allemaal uit deze werkelijkheid voortkomen en daarvan afhankelijk zijn.
Slechts door het stillen van Gods rechtvaardige toorn over de zonde kunnen de andere elementen van de crisis van de zondeval aangepakt worden.
Zonder verder op deze lijn van denken in te gaan, is de basale gevolgtrekking deze: als we werkelijk en gedegen Bijbels willen preken dan moet onze prediking de fundamentele waarheid reflecteren dat God terecht vertoornd is over de zonde en dat Christus aan het kruis de rechtmatige toorn die zondaren verdienen volledig heeft gedragen en alles heeft voldaan.
Pastorale redenen om verzoening door plaatsvervangend straflijden centraal te stellen in de prediking
Zij die overtuigd zijn van de leerstellig centrale plaats van verzoening door plaatsvervangend straflijden lopen het gevaar om de presentatie van verzoening door plaatsvervangend straflijden telkens weer op een geforceerde en voorspelbare manier een plaats te geven in iedere preek vanuit een leerstellig plichtsbesef. Dat helpt een gemeente zeker niet en kan weerstanden oproepen. Vaak heeft het ook te maken met een zwakke uitleg van een bepaalde passage uit de Schrift. Als deze waarheden echter nauw verweven zijn met de Schrift zoals hierboven gesteld, dan zijn er natuurlijke manieren waarop de verzoeningsleer – geworteld in, en verbonden met de verzoening door plaatsvervangend straflijden – zal opkomen uit heel de Schrift. Dat betekent dat er verfrissende en contextueel onderscheidende manieren zijn om de gekruisigde Christus te verkondigen vanuit iedere tekst van de Schrift.
Wat zijn de praktische en pastorale voordelen wanneer je je committeert aan de centrale plaats van verzoening door plaatsvervangend straflijden in de prediking? Of, om het van een andere kant te bekijken, wat zou je verliezen of wat zou het kosten als je nalaat om dit te doen? Als je deze lijn van denken volgt, komen er al snel drie antwoorden op.
Allereerst, het centraal blijven stellen van verzoening door plaatsvervangend straflijden in onze prediking houdt een evangelie in stand dat mensen werkelijk redt. Predikers die afgestemd zijn op de actuele levenservaring en de gevoelens van een gemeente, kunnen een begrijpelijke neiging hebben om de nadruk te leggen op de manieren waarop Jezus in de verschillende behoeften van mensen kan voorzien. En uiteraard, de Heere Jezus is onmetelijk vriendelijk, meer begaan met ons lot dan we weten, en meer dan in staat om in elke behoefte te voorzien.
De Jezus van onze verkondiging wordt al heel snel de grote therapeut, de grote lifestyle coach en, als we niet heel goed opletten, de grote leverancier van gezondheid en welvaart.
Maar het gevaar voor ons als predikers is dat we langzaam vervallen in het preken van een evangelie dat zich alleen maar richt op de gevoelde behoeften van een gemeente. En zo wordt de Jezus van onze verkondiging al heel snel de grote therapeut, de grote lifestyle coach en, als we niet heel goed opletten, de grote leverancier van gezondheid en welvaart. Maar als we de Bijbelse verzoeningsleer in zijn volle omvang duidelijk voor ogen houden tegen de achtergrond van de crisis van de zonde en het oordeel van God, dan zal ons dat ervan weerhouden om een dergelijk oppervlakkig evangelie te verkondigen. We zullen dan de discipline hebben om het ware evangelie te verkondigen waarin Christus onze diepste en meest fundamentele nood aanpakt van waaruit ontelbare zegeningen voortvloeien voor tijd en eeuwigheid.
In de tweede plaats geeft het centraal blijven stellen van verzoening door plaatsvervangend straflijden in onze prediking zowel ons als de gemeente een passend gevoel van urgentie. Als het evangelie dat we verkondigen voorbijgaat aan de toorn van God over de zonde en aan de realiteit van het oordeel dat nog komt – als het evangelie dat we verkondigen in wezen een evangelie is dat ingaat op de gevoelde behoeften – dan is er weinig urgentie in de verkondiging ervan en de reactie daarop. Als we open en eerlijk moeten zijn over de huidige situatie in het evangelicalisme (in brede zin), dan moeten we erkennen dat heel veel prediking vandaag de dag de realiteit van zonde en oordeel marginaliseert of negeert. En het resultaat is een duidelijk gebrek aan urgentiebesef in zowel de evangelieverkondiging als het geloof in het evangelie. De vruchten daarvan zijn uiteraard heel zichtbaar. Zendingsorganisaties kunnen je vertellen dat de werving voor het zendingsveld vanuit de Noord-Amerikaanse kerken een enorm grote (en zorgwekkende) uitdaging is.
Heel veel prediking vandaag de dag marginaliseert of negeert de realiteit van zonde en oordeel
Veel voorgangers en kerkenraden kunnen je vertellen dat het vinden van begaafde, godvruchtige en goed gekwalificeerde voorgangers voor de leiding van de gemeente inderdaad heel lastig is. Veel kerken en parakerkelijke organisaties zullen snel bevestigen hoe moeilijk het is om fondsen te werven voor het werk van het evangelie. En als het evangelie dat verkondigd wordt een evangelie is dat vooral ingaat op de gevoelde behoeften is dit absoluut geen verrassing.
Maar als we een evangelie herontdekken en verkondigen dat ingaat op de werkelijke verfoeilijkheid van de zonde, de rechtmatige toorn van God, en de plaatsvervanging van Christus die zichzelf gaf voor zondaren om die toorn te dragen, dan zullen we ook een evangelie herontdekken dat predikers willen verkondigen aan gemeenten, waarmee zendelingen op pad willen gaan tot aan het einde van de wereld, en dat gelovigen zullen willen steunen ondanks de kosten en de zelfopoffering die dit vraagt. Anderen zullen ongetwijfeld beargumenteren dat het goed mogelijk is om een gevoel van urgentie in verkondiging en respons vast te houden terwijl men ontkent dat Jezus aan het kruis de rechtmatige toorn van God in onze plaats draagt en stilt. Misschien is dat zo, maar ik ben daar niet van overtuigd.
Ten derde brengt het centraal blijven stellen van verzoening door plaatsvervangend straflijden in onze prediking werkelijke liefde voor Christus voort. Zonder twijfel kunnen we het er allemaal over eens zijn dat we Jezus niet liefhebben zoals het zou moeten. Als we Hem werkelijk kennen, hebben we Hem lief, vanzelfsprekend. Maar onze liefde is zwak en verkilt vaak. En daarom moet de prediking van het evangelie onze liefde voor onze Verlosser vernieuwen en verdiepen. Het zou volledig op zijn plaats zijn om te zeggen dat het hart van het doel van de prediker moet zijn: het stimuleren onder zijn gehoor van een echte en diepe liefde voor Jezus. Maar de mate waarin de prediking dit bewerkt zal in hoge mate afhankelijk zijn van de inhoud van dit evangelie. Zoveel is wel duidelijk.
De prediking van het evangelie moet onze liefde voor onze Verlosser vernieuwen en verdiepen.
Als we deze basale waarneming daarom toepassen op de huidige discussie over verzoening door plaatsvervangend straflijden, moeten we bezien wat het effect zal zijn van het verkondigen of het vermijden van deze leer. Bedenk dat verzoening door plaatsvervangend straflijden ons zegt dat Jezus de rechtmatige toorn van God droeg in mijn plaats en voor mijn zonde, zodat mij deze afschuwelijke ervaring op de oordeelsdag bespaart blijft. Dat wat de achtergrond van deze leer van de verzoening door plaatsvervangend straflijden vormt, en wat deze leer op ieder punt ondersteunt, is het karakter en het werk van de God van liefde. Zijn hart vol mededogen met zondaren bracht Hem ertoe om in te grijpen door een dergelijk uitzonderlijk en kostbaar middel tot onze verlossing (Rom. 5:8).
Als we werkelijk de leer van de verzoening door plaatsvervangend straflijden en de liefdevolle God, die het goed dacht om ons langs deze weg te verlossen, begrijpen en als deze waarheid onderdeel is van ons gewone voedsel in de prediking, dan zullen wij er zeker toe gedreven worden om onze Verlosser in toenemende mate lief te hebben. Inderdaad, welke waarheid zou onze harten er mogelijk meer toe kunnen bewegen om Hem meer lief te hebben?
Zou de leer van de verzoening door plaatsvervangend straflijden onze prediking moeten bepalen en inspireren en zo onze verkondiging van de gekruisigde Christus moeten ondersteunen? Het antwoord moet ‘ja’ zijn – zowel ter wille van onze theologische integriteit als onze pastorale effectiviteit.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van TGC Nederland