Dit spannende verhaal begint in een touringcar, die hard bezig is om met forse snelheid delen van de Kroatische infrastructuur te verslijten. Ik zit erin. Naast een vriendin, op het een na laatste plekje in de bus. Een stoffig pad maakt scheiding tussen haar en een jongen, die we deze rit beter leren kennen. Misschien wel té goed leren kennen. Want toen het ijs eenmaal gebroken was, produceerde de jongen een ongelooflijke waterval aan woorden. En dat na een nachtrust van dusdanige aard, dat ik als een verkrekte professor de bus was binnengestapt.
En toen… toen begon hij over schoorstenen! Uitermate interessant natuurlijk.
Maar na enkele minuten haakte ik af. Geleidelijk keek ik iets vaker naar buiten en langzamerhand onttrok ik mij aan de conversatie. Ik zette m’n muziek aan en een zwieper aan de volumetoets maakte dat de vriendin naast mij het gesprek in haar eentje moest voortzetten. Daar is overigens niks gemeens aan. Zij leek het gespreksonderwerp zeer interessant te vinden. Zij is namelijk zelf een schoorsteen. Ze rookt.
Ik dacht eigenlijk dat ik er inmiddels wel aan gewend was. Maar toch niet. Mijn neusgaten lijken de stank met de dag minder te verdragen. Bovendien kosten al die rokende vrienden me zeeën van tijd.
Voordat we de handdoeken van de kamer gaan halen om naar het strand te gaan, hebben ze ‘peukie-time’. Als we de handdoeken vervolgens hebben gehaald, wordt er eerst weer even een sigaretje gerookt. Daarna moeten we even naar het tankstation in de buurt; een slof de man. Naast het tankstation steken ze uiteraard meteen even een van de nieuw verkregen Kroatische sigaretten op. We kunnen niet alvast teruglopen naar het hostel. Roken en lopen gaat niet samen. Zodra we weer terug zijn bij het hostel bereiden we ons psychisch en lichamelijk voor om de gang naar het strand te maken. Zij doen dat rokend, ik hoestend.
Het ergste van dit alles is het volgende: het brengt (onder andere) mij ‘ernstige schade toe’. Ik wijs ze herhaaldelijk op de tekst, waarmee de fabrikant het pakje bedrukt heeft: ‘Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe.’ Hun antwoord bevat negen van de tien keer slechts een dikke walm rook, die rechtstreeks in mijn gezicht wordt uitgeblazen.
De waarschuwingen op de verpakking helpen niets. Ook niet als ik ze hardop voorlees. Trouwens, de opgedrukte foto’s, die rokers de stuipen op het lijf moeten jagen, zijn evenmin effectief.
Ach, er is ook eigenlijk niets nieuws onder de zon. Vervang het woord ‘roken’ maar eens door ‘zondigen tegen God’. In de Bijbel staan tientallen ‘plaatjes’ van de gevolgen ervan. Maar deze dringen nauwelijks tot ons door. Zelfs niet als een dominee ze aan ons voorleest. En dat zonde tegen de Allerhoogste schade toebrengt aan ons en anderen, lijken we niet eens meer goed te beseffen. Laat staan, dat we acht slaan op het feit dat zondigen onze geestelijke ‘vruchtbaarheid’ beïnvloed. Of op het feit dat zondigen slecht is voor de wedergeboorte. Of op het feit dat zondigen zelfs ‘dodelijk’ is…
Stoppen is lastig. Haast onmogelijk. Maar het is wel iets om naar te streven. En het is ook vele malen beter voor ons en voor anderen om ons heen. Je wordt er zelfs blij van. Want als de stank van de zonde verdwijnt, dan ruik ik ineens weer de zoete geur uit Psalm 133.
‘De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
die door haar reuk het hart verblijdt!’