Als een rolmops lag ik daar. Ingepakt en wel. Uit de box naast mijn bed klonken de klanken van een Kerstnummer: ‘I heard the bells on Christmas Day…’
Nou, niet dus. Ik had de bel helemaal niet gehoord. Ik lag nog als een herdertje bij nachte. Ineens hoorde ik gestommel op de trap. Ik hoorde stemmen. En ik herkende die.
Er werd op de deur geklopt. Ik verstijfde.
De onaangekondigde bezoeker wachtte niet op antwoord. De deur ging open. Daar stond hij. Daar lag ik. Oog in oog… met m’n baas!
De beste man kwam een kerstpakket brengen. Ieder jaar verzint hij weer iets anders. Iets unieks. Dit jaar had hij een grote giftbox van Rituals in handen. Speciaal voor mij. Eerst vermaande ik mijn broer, die de voordeur had open gedaan. Vervolgens bedankte ik mijn baas hartelijk voor het gebrachte geschenk.
Toen hij weer vertrokken was, durfde ik niet langer te blijven liggen. Ik ging zitten om een klein stukje uit de Bijbel te lezen. Genesis 28 was aan de beurt.
Het was nacht. Jakob had zijn hoofd neergelegd op een harde steen en was in diepe rust. Hij droomde. Hij zag een ladder, die reikte van de aarde tot in de hemel toe. Engelen uit de hemel klommen omhoog en omlaag. Bovenaan de ladder stond God. En God begon te spreken. Hij bevestigde Zijn eerder gedane beloften aan Jakob: veel nageslacht en het beloofde land zou hij krijgen. God stond er Zelf voor in.
Het was een toepasselijk gedeelte. Had ik immers zojuist niet iets soortgelijks meegemaakt?
Het moge duidelijk zijn dat niet alleen mij dit overkomt. Het gebeurt maar wat vaak dat er ineens een Gever bij iemand op de stoep staat, die klopt aan de deur van diens hart. En, eerlijk is eerlijk: altijd komt Hij ongelegen. Altijd komt Hij op het moment dat we er op ons lelijkst uit zien. Het zondekleed aan ons lichaam. Een schuldzwart hart. Stinkend geworden (Psalm 14:3, SV).
De deur zwaait open. Daar staat Hij. Ineens sta je oog in oog met Jezus. Hij komt om je een geschenk aan te bieden. Nee, Hij schrikt niet als Hij je ziet. Hij kende je al (Psalm 139:1-3). Hij wist wat van jou te verwachten viel (Psalm 103:14). En Zijn geschenk heeft Hij dan ook zorgvuldig uitgekozen. Je hebt er écht iets aan. Het is een pakket met ‘zeep’ (Psalm 51:9): al je zonden wast het weg. Je hart wordt witter dan sneeuw. Rein en genezen.
Als Jakob opstaat, beseft Hij dat God tot Hem gesproken heeft. Hij noemt die plaats dan ook Bethel: huis van God.
En wij? Laten ook jij en ik opstaan. Laten wij naar Bethel gaan, naar het huis van God. Daar waar de Gever Zich laat ontmoeten. Laten we binnensluipen, samen met honderden anderen, om daar…
‘Om daar met lof Uw grote naam te danken.’