Voor gemeenten die de Bijbel serieus nemen, kan dogmatiek gevaarlijk zijn. Als theologie een belangrijke plaats inneemt in de gemeente, loopt ze niet zozeer het risico van een vaag verhaal, compromissen of een verbondenheid die op de kleinste gemene deler is gebaseerd. Juist het tegendeel. Als mensen de leer serieus nemen (en dat moeten we allemaal doen), kunnen ze star worden en te veel eisen van anderen – en soms ook van zichzelf. Anders gezegd, we lopen het gevaar dat we hoofdzaken maken van dingen die het in feite niet zijn.
De leer is belangrijk
Starheid in de leer is een gevaar, maar toch moeten we allereerst duidelijk uitspreken dat onverschilligheid over de leer een grote vergissing is. Paulus zegt tegen Titus dat een ouderling in de gemeente van Christus zich moet houden ‘aan het betrouwbare woord, dat overeenkomstig de leer is, zodat hij bij machte is anderen te bemoedigen door het gezonde onderwijs en ook de tegensprekers te weerleggen’ (Titus 1:9). Een gezonde, bijbelse leer moet een kernzaak zijn in de plaatselijke gemeente en voor haar leiders. Zo schrijft Paulus ook aan Timotheüs dat de leer die in de gemeenten wordt onderwezen, in overeenstemming moet zijn met ‘de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus’ en met ‘de leer die in overeenstemming is met de godsvrucht’ (1 Timotheüs 6:3). Ja, de leer doet er dus toe!
Misschien hebben we allemaal wel eens gelijk, maar niemand van ons heeft altijd gelijk.
Tegelijkertijd moeten we uitspreken dat de Schrift de enige, de volledige en de beslissende autoriteit is. De gemeente heeft geen eigen gezag, maar ze staat onder het gezag van de Schrift. Als we beschrijven welke zaken in het evangelie essentieel zijn, mogen we niet meer zeggen dan de Bijbel zegt. Zelfs een theoloog als Johannes Calvijn die uitgesproken was in de leer, geloofde tegelijkertijd dat we in liefde met elkaar moeten omgaan waar het bijzaken betreft. Naar aanleiding van Filippenzen 3:15 zegt hij:
Geeft hij hiermee niet genoeg aan dat verschil van mening over zulke niet zo noodzakelijke zaken onder christenen geen aanleiding mag zijn om uit elkaar te gaan? Weliswaar is het van groot belang dat wij in alles hetzelfde gevoelen hebben, maar aangezien er niemand is die niet door een lichte nevel van onwetendheid omhuld is, zouden wij ofwel geen kerk meer mogen laten bestaan, ofwel begrip moeten hebben voor verkeerde opvattingen over aangelegenheden waarin men onkundig kan zijn zonder de kern van de godsdienst geweld aan te doen en de zaligheid te verliezen.
Misschien hebben we allemaal wel eens gelijk, maar niemand van ons heeft altijd gelijk. Ondergeschikte zaken mogen daarom geen oorzaak van verdeeldheid zijn.
Vijf ondergeschikte zaken in het geloof
Als we zeggen dat iets een ondergeschikte zaak is, bedoelen we niet dat het irrelevant of onbelangrijk is. We erkennen daar alleen mee dat bepaalde dingen, of een bepaalde visie, niet noodzakelijk zijn voor de zaligheid. We kunnen een eindeloze opsomming van dit soort zaken maken, maar zullen ons nu beperken tot vijf niet-wezenlijke zaken (ontleend aan een boek van Martin Lloyd-Jones, What Is an Evangelical?) die in onze gemeenten regelmatig onderwerp van gesprek zijn.
1. Verkiezing en voorbestemming
De volkomen soevereiniteit van God in de verlossing van Zijn volk is een kostbare waarheid die, als we haar goed begrijpen, met onze hoogmoed afrekent en zorgt dat we genadiger worden voor anderen. Toch kunnen de vijf punten van het calvinisme conflicten veroorzaken, zowel in de manier waarop we erover spreken als de manier waarop anderen ze ontvangen.
Het fundamentele punt is dat we niet zijn gered vanwege ons begrip van de zaligmakende genade; nee, God verlost ons door Zijn genade. Niet mijn kennis van Gods grote, geheimvolle verkiezende voornemens is de grond van mijn verlossing, maar het werk van Gods genade in mijn leven – of ik dat nu onder woorden kan brengen of niet.
2. Doop
De manier van dopen en de leeftijd waarop dat gebeurt, moeten ook als een niet-wezenlijke zaak worden beschouwd. De instelling van de Doop op zichzelf is onmisbaar in elke plaatselijke gemeente, maar de specifieke manier waarop deze vorm krijgt is veel minder belangrijk dan het feit dat er wordt gedoopt.
Alle voorgangers en gemeenten moeten een duidelijke doopvisie hebben over hoe en wanneer ze dit sacrament, dat Christus Zelf heeft ingesteld, zullen bedienen. Toch is het feit dat iemand een andere doopvisie heeft niet voldoende reden om de broederlijke gemeenschap met hem of haar te weigeren.
3. Gemeentebestuur
De structuur van het leiderschap in de gemeente is eveneens geen wezenlijke zaak. Sommigen zijn zeer uitgesproken over de structuur van het kerkbestuur, maar dit kan niet de grond voor onze onderlinge gemeenschap zijn of de reden dat we onszelf daaraan onttrekken.
Een gemeente moet absoluut bekwame leiders hebben die gelijkvormig zijn aan Christus om te kunnen gedijen. Maar welke vorm van kerkbestuur deze leiders en hun gemeente precies kiezen, is niet van wezenlijk belang voor een bloeiende evangeliebediening.
4. Eschatologie
De vraag wanneer Jezus terugkomt – en dan vooral of Hij voor, tijdens of na het duizendjarig rijk terugkomt – moeten we ook als een ondergeschikte zaak beschouwen. We kunnen het er niet eens over eens worden of dit een letterlijk duizendjarig rijk betreft!
Sommigen houden zo strak vast aan hun eschatologie dat ze hun positie tot een merkteken van christelijke orthodoxie maken – een grondbeginsel van het geloof. We kunnen historische redenen hebben om een bepaalde visie op de eindtijd te onderschrijven en ons van andere te distantiëren. Maar wat wezenlijk is, is dat wij in antwoord op de woorden van Jezus – ‘Ja, Ik kom spoedig’ – antwoorden: ‘Amen. Ja, kom, Heere Jezus!’ (Openbaring 22:20).
5. Geestelijke gaven
De uitoefening van geestelijke gaven wordt in deze tijd door evangelische christenen vaak een centrale plaats in het gemeenteleven gegeven, waarmee ze het tot een toetssteen van orthodoxie maken. Het lijdt geen twijfel dat deze gaven soms worden misbruikt. Wanneer het duidelijk is dat er op dit gebied iets misgaat, moeten we de betreffende mensen daarop aanspreken.
Toch is de mogelijkheid van onzorgvuldigheid of nalatigheid aan een van beide kanten op zichzelf geen reden om ons af te scheiden van degenen die een andere visie hebben op de geestelijke gaven dan wijzelf. Wanneer we in het evangelie van de Heere Jezus Christus met elkaar verenigd zijn, hoeven we niet te denken dat we anderen onder druk moeten zetten zodat ze onze bevindingen gaan onderschrijven.
De hoofdzaken
We moeten voorkomen dat een van deze kwesties ons berooft van de werkelijke vreugde die we in het evangelie vinden. Laten we daarom in niet-wezenlijke zaken het er over eens moeten zijn dat we het niet eens zijn. Vanwege de zaken die voor een christelijke gemeente fundamenteel zijn, hebben we geestelijke gemeenschap met medegelovigen uit allerlei plaatsen en met allerlei achtergronden. Dat is een heerlijke werkelijkheid, waar we naar uit mogen zien en die we zelfs moeten vieren.
Voor gezonde christenen en gemeenten geldt: de hoofdzaken zijn de duidelijke zaken en de duidelijke zaken zijn de hoofdzaken. Oprechte broeders en zusters in Christus kunnen heel anders te werk gaan dan wij en er in tal van niet-wezenlijke kwesties een andere visie er op nahouden. Dit is echter geen aanleiding tot verdeeldheid, maar reden om ons te verheugen in de diversiteit van Christus’ lichaam, waarvan de ware leden voor eeuwig verenigd zijn in het evangelie van onze Heere Jezus.
Dit artikel is ontleend aan de preek ‘The Danger of the Nonessentials’ door Alistair Begg.