Abraham Scultetus (1566-1625) was hofprediker in Heidelberg. Hij nam ook een belangrijke plaats in tijdens de synode van Dordrecht in 1618-1619. Wat hieronder volgt, is een gedeelte uit zijn preek op Eerste Kerstdag 1609 over Lukas 2: ‘Want zie, ik verkondig u grote blijdschap [vreugde].’ In deze dienst werd ook het Avondmaal gevierd.
De engel Gabriël noemt deze blijdschap een grote vreugde. Dat is terecht. Als iemand sterk en vrijmoedig is in zijn gebeden, wordt hij daar blij van. Als iemand in allerlei tegenspoed getroost en welgemoed is, levert hem dat ook grote vreugde op. Ik weet ook heel zeker dat het iemand die op sterven ligt, een bijzonder grote vreugde bezorgt als hij een vaste hoop en een onwankelbaar vertrouwen op het eeuwige leven heeft. Die gaven en weldaden kan dus iedereen hebben die in zijn hart ervan is overtuigd dat hij vrede heeft met God door dit nieuwgeboren Kindje, Christus Jezus.
Kom dan, allen die vermoeid en belast zijn, Christus Jezus verlangt ernaar dat Hijzelf je sterkte mag zijn. Kom ook als je arm bent, want Christus Jezus belooft je Zijn rijkdom en goederen te schenken. Kom naar Hem als iedereen je veracht, want Christus wil jouw eer zijn. Kom ook naar deze Zaligmaker als je je in de schaduw van de dood bevindt, ja, zelfs in de eeuwige verdoemenis. Christus biedt je de zaligheid en het eeuwige leven aan. Waarom zou je dan niet willen komen? Je weet immers dat alle vreugde van de wereld uiteindelijk zal vergaan? De evangelist Johannes zegt: ‘de wereld gaat voorbij met haar begeerte’ (1 Johannes 2:17). Maar de vrede die je met God hebt, blijft eeuwig bestaan. Dat heeft Christus zelf gezegd: ‘Niemand zal ze uit Mijn hand rukken’ (Johannes 10:28). Hij zegt ook dat niemand ter wereld ons onze vreugde kan afnemen, dat wil zeggen, de blijdschap die we in Hem hebben (Johannes 16:22).
Daardoor zijn wij ervan verzekerd dat deze Zaligmaker krachtig en gewillig genoeg is om ons uit de zonden op te trekken, hoe diep de zonden ook zijn waarin we zijn gevallen. Al zitten we in het zwaarste verdriet en in de grootste problemen, Christus kan ze verdrijven. Als dan geen verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard ons kan scheiden van de liefde van Christus (Romeinen 8:35), dan is het ook absoluut zeker dat geen van deze dingen ons kan scheiden van de vrede die we uit Christus ontvangen of van de vreugde die uit die vrede voortkomt. Nog belangrijker is dat zelfs de dood ons die vrede niet kan ontnemen. Tegen Adam had God gezegd: ‘Stof bent u en u zult tot stof terugkeren’ (Genesis 3:19). Dat geldt nu niet meer. Nu geldt: ‘U bent het werk van de hand van de Heere, uw God; daarom zult u ook weer tot de Heere, uw God terugkeren.’
Wil je daar een duidelijk voorbeeld van? Denk dan aan een vrouw met een diepe geestelijke inzinking. De predikant komt bij haar langs en vertroost haar vanuit het Woord van God. Hij zegt dat ze tot in eeuwigheid niet meer bang hoeft te zijn voor de toorn en de ongenade van de Heere. Zodra hij haar deze vrolijke boodschap verkondigt, is het alsof ze direct uit de mond van de hel is verlost en van de eeuwige dood bevrijd. Ze vouwt haar handen en zegt: ‘O God, wat een onuitsprekelijke vreugde en blijdschap heb ik nu van U ontvangen! Wie zou niet graag sterven, nu het wis en zeker is dat wij met de Vader zijn verzoend en dat de hemel voor ons is geopend?’ (…)
Laten ook wij nu, net als de herders, tegen elkaar zeggen: Laten we gaan! Waarheen? Naar de tafel van de Heere, want daar zullen we het nieuwgeboren Kindje Jezus vinden met al Zijn heerlijke weldaden. Want het brood dat wij breken, is dat niet het onderpand en het vaste getuigenis dat Christus het Brood van God is dat uit de hemel is neergedaald en dat Hij zichzelf heeft gegeven voor het leven van de wereld? Is de wijn in het avondmaal niet het onderpand en het vaste getuigenis dat Christus voor ons tot een drank van het eeuwige, zalige leven is geworden? Zeker weten!
Kom dan, alle vrome en gelovige christenen, en zie hoe vriendelijk God de Vader is, die ons Zijn enige en geliefde Zoon heeft geschonken. Kom en zie ook de goedheid van de Zoon, die Zijn leven niet heeft gespaard, maar gewillig heeft overgegeven tot de schandelijke kruisdood. (…)
Waar nu deze Christus wordt geboren, dat wil zeggen, waar nu dit heerlijke feest van Zijn geboorte wordt gevierd, daar beginnen meteen de volkomen vreugde, zaligheid, leven en heerlijkheid. Als al deze dingen in je hart beginnen te groeien en toenemen, vraag je niet meer naar de wereld, maar roep je met een vrolijk hart uit: ‘Eer zij aan God in de hoogste hemelen.’
Uit: Abraham Scultetus, Kerck-postille (Amsterdam 1643), 29v-31r. Bewerking: Kees de Wildt.