Onderstaande tekst is een gedeelte uit een preek van Abraham Scultetus (1566-1625). Hij was hofprediker van de keurvorst van de Palts, hoogleraar in Heidelberg en afgevaardigde naar de synode van Dordrecht in 1618-1619, waar hij een belangrijke plaats innam.
Om zulke droevige gedachten [de aanvechting of mijn zonden de verdienste van Christus niet te boven zullen gaan] vrijmoedig te overwinnen, staan we stil bij de dingen die na de dood van Christus zijn gebeurd. Die bewijzen op een krachtige manier dat Christus de waarachtige Messias en Zaligmaker is, zoals Mozes en de profeten hebben voorzegd. Ze bewijzen ook dat Christus’ dood werkelijk het krachtige offer voor onze zonden is waardoor Hij de eeuwige verlossing voor ons heeft verworven. Ik sta daarbij stil opdat niemand ter wereld nog maar één reden zou hebben om in zijn zonden te volharden of door zijn zonden in de wanhoop terecht te komen.
Het eerst getuigenis is wat we als uit één mond van de drie evangelisten Mattheüs, Markus en Lukas horen: ‘En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden’ (Mattheüs 27:51; zie ook Markus 15:38; Lukas 23:45).
Over deze tempel lezen we in Gods heilig Woord dat hij uit drie delen bestond. Het eerste deel was het voorhof, waar iedereen mocht komen. Het tweede deel was het heilige, waarin de priesters dagelijks hun offers moesten brengen. Het derde deel was het heilige der heiligen. Daar mocht niemand komen dan alleen de hogepriester en dan ook nog maar één keer per jaar en niet zonder het vergieten van bloed. Dit binnenste deel, het allerheiligste, was met een voorhangsel of gordijn van het tweede deel gescheiden, zodat niemand binnen durfde te kijken, laat staan er binnengaan. Daarmee wilde de Heilige Geest duidelijk maken dat de weg naar het heiligdom nog niet was geopend.
Christus is de ware Hogepriester , die ‘niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd [is] binnengegaan in het heiligdom’, om er ons vrije toegang toe te geven.
Volgens het getuigenis van de evangelisten is dit voorhangsel in tweeën gescheurd, van boven tot beneden. Maar lieve mensen, wat willen ze ons daarmee nu duidelijk maken? Niets anders dan dat Christus de ware Hogepriester is, die ‘niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd [is] binnengegaan in het heiligdom’, om er ons vrije toegang toe te geven (Hebreeën 9:12). Daardoor was het Oude Testament vervuld, hielden de offers op en staat de poort van de hemel nu voor ons open. Hierdoor is er niets meer te vinden wat ons zou kunnen beletten om het heilige der heiligen binnen te gaan. We zijn nu immers allemaal door dit bloed van Christus, onze Hogepriester, volkomen met de Vader verzoend.
Het in tweeën gescheurde voorhangsel maakt ons ook op een krachtige manier duidelijk dat de wet nu is vervuld en weggenomen en dat geen vrees of schrik ons meer kan bevangen. Dat betekent niet dat we niet meer naar de wet hoeven te leven, maar dat ze geen macht meer heeft om ons, arme mensen, te verdoemen. Zoals de apostel Paulus zegt: ‘Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Romeinen 8:1).
Daar zien we dus dat geen dood of duivel ons nog kan tegenhouden op deze gelukzalige reis. Onze vijanden zijn immers al verslonden tot overwinning. Ja, de dood zelf opent voor ons de deur naar het eeuwige zalige leven (Hosea 13:14; 1 Korinthe 15:54-55). Wie dus nog struikelt en zijn voeten niet optilt om tot Christus te gaan, zal alle oorzaak van zijn eigen verderf niet aan de Heere Christus kunnen toeschrijven, maar heeft dat volledig aan zichzelf te wijten.
Wie dus nog struikelt en zijn voeten niet optilt om tot Christus te gaan, zal alle oorzaak van zijn eigen verderf niet aan de Heere Christus kunnen toeschrijven, maar heeft dat volledig aan zichzelf te wijten.
‘Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,’ zo zegt de apostel Paulus, ‘laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten’ (Hebreeën 10:19, 22). Want het voorhangsel van de tempel is in tweeën gescheurd, de waarachtige Messias is gekomen en de weg die eerst was afgesloten, is nu weer geopend.
Nu hebben dus niet alleen Aäron of Eleazar een vrije toegang, maar iedereen die God de Heere door het bloed van Jezus Christus tot een koninklijk priesterschap voor zich heeft geheiligd (1 Petrus 2:9). Dat zijn zij die zich omhoog richten, naar het heilige der heiligen waar Christus zit, aan de rechterhand van God. Want daar kunnen wij ons hart openen en voor God uitstorten (Kolossenzen 1:3), daar mogen we Hem onze nood klagen en daar kunnen we de Heere bidden om brood, troost en leven, in de zekerheid dat we dit alles van de hand van de Heere zullen ontvangen.
Zo zien we hoe helder en waar alles is wat we in de heilige Schrift lezen over Christus onze Zaligmaker, die zichzelf als Hogepriester heeft opgeofferd en het voorhangsel van de tempel in tweeën gescheurd.
Uit: Abraham Scultetus, Kerck-postille (Arnhem 1621), 180r-v.