God werkt in jou zowel het willen als het werken (Filippenzen 2:13). Wie werkt er dan eerst? God werkt! Wat doe jij? Jij werkt eveneens, omdat God het in jou bewerkt. Doordat Hij werkt, kan jij werken. Dat jij kunt werken is een bewijs dat Hij werkt. Je wandelt in wat Hij heeft voorbereid. Dat is een continu groeiproces, waardoor je steeds meer ervaart wat de zaligheid in jou uitwerkt.
Dat God werkt is dus geen vrijbrief om op je stoel te gaan zitten en af te wachten. Dat jij moet werken is geen oproep om je hemel te verdienen. Als je verlangen hebt om te werken, is daarmee bewezen dat God Zijn leven in jou geboren doet worden. De oproep is duidelijk: sta op en wandel!
God werkt en jij werkt. Jouw werk is gehoorzaamheid, in de tegenwoordigheid van anderen en bij hun afwezigheid. Je wordt zelfstandig volwassen in afhankelijkheid van God. Jouw werk is jouw verantwoordelijkheid die, als je ze opneemt, bewijst dat je uit God geboren bent. Je hebt met God geen meningsverschil. Je doet wat Hij vraagt.
‘Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven’ (Romeinen 8:13). Wie moet de zondige daden van het lichaam doden? Jij! Hoe? Door de Geest? Wie doet het dan? Doordat de Geest werkt heb jij het vermogen om het te doen door Hem. Omdat het leven van de Geest in je werkt, kun jij wat je van nature niet zou kunnen.