Als predikant krijg ik vaak te maken met mensen die worstelen met de vraag of ze wel echt bekeerd zijn. In hun eigen oog zitten ze nog erg vast aan de zonde en hebben ze veel last van hun gebreken. Het is mijn ervaring dat het in deze gevallen meestal om gelovige broeders en zusters gaat die bemoediging en bevestiging nodig hebben.
Ik maak me veel meer zorgen om een andere groep mensen, die ik ook in veel van onze gemeenten tegenkom: zij die vast geloven dat ze echt bekeerd zijn, maar daar geen grond voor hebben. Misschien ken je dit soort mensen wel. Ze spreken de juiste taal. Ze houden zich verre van aanstootgevende openbare zonden. Het zijn nette mensen. Maar in hun leven is geen echte vrucht te vinden, geen bewijs dat Gods levensveranderende Geest in hen aan het werk is. En niet zelden is er sprake van een verborgen zonde die kan voortwoekeren.
Zes manieren waarop predikanten valse zekerheid voeden
Deze mensen zijn moeilijk te bereiken – het is alsof ze immuun zijn geworden voor het evangelie. Ze denken dat ze al hebben wat ze het meest nodig hebben, en dus zijn ze nergens meer naar op zoek! En als ze een bepaalde verborgen zonde aan de hand houden, hebben ze zich daar al lang bij neergelegd.
Verdrietig genoeg zijn onze kerken er in ieder geval deels zelf schuldig aan dat zich dit soort mensen onder ons bevinden. Laat me zes manieren noemen waarop wij als predikanten onbedoeld valse zekerheid kunnen voeden.
1. Zie het Evangelie als iets dat voor zich spreekt
Het is gemakkelijk om ervan uit te gaan dat de mensen in onze gemeenten het evangelie begrijpen en geloven. Ze komen tenslotte op zondagmorgen naar de kerk. Maar het probleem is dat veel van onze kerken de boodschap en het verstaan ervan vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Het gevolg daarvan is dat onze kerken vol zitten met mensen die misschien wel begrijpen wat het Evangelie voor sommige terreinen van het leven betekent (bijvoorbeeld hoe ze een betere echtgenoot kunnen zijn of hoe ze met boosheid om moeten gaan), maar ondertussen netjes leven zonder zich het Evangelie toe te eigenen.
Dit is geestelijk gezien dodelijk. Een net leven kan inderdaad het bewijs zijn dat iemand in het evangelie gelooft, maar het kan net zo goed het bewijs zijn van eigengerechtigheid en farizeïsme. Het is zeker terecht om te benadrukken dat het geloof dat rechtvaardigt zonder de werken kan en dat het ware geloof altijd gepaard gaat met vruchten. Maar we moeten in de eerste plaats benadrukken dat we zonder de werken gerechtvaardigd worden. En dat moeten we blijven benadrukken, want anders zijn de werken die je ziet geen werken die voortkomen uit de zaligmakende rechtvaardiging. Als het evangelie niet duidelijk gebracht wordt en een predikant de brede en de smalle weg niet helder aanwijst, dan zullen mensen hun zekerheid bouwen op een net leven of op hun kerkgang.
Kortom: preek geen moralisme. Nooit. Preek elke week het evangelie. Pas als de mensen stevig geworteld zijn in het Evangelie, preek dan over de vruchten die noodzakelijkerwijs volgen.
2. Spreek oppervlakkig over de zonde
De Bijbel leert ons dat zonde niet alleen iets is wat we doen. Het is wat we zijn sinds de val. De Schriften leren ons dat we allemaal geestelijk dood zijn (Efeze 2:1-2), slaaf van de zonde (Johannes 8:34), schuldig aan alle geboden van de wet van God (Jakobus 2:10) en onder het oordeel van de rechtvaardige toorn van God (Romeinen 1:18). We zijn door en door zondaar.
Mensen met geloofszekerheid zonder grond hebben vaak geen goed beeld van de zonde. Als zonde voor hen alleen maar een kwestie van uiterlijk en waarneembare gedragingen is, kunnen ze met een beetje inspanning en discipline hun problemen zelf wel oplossen. Daarom moeten we hen regelmatig confronteren met het Bijbelse onderwijs over zonde. Zo moeten ze wel inzien dat ze wedergeboorte nodig hebben en dat ze hun zaligheid buiten zichzelf moeten zoeken.
3. Doe niet moeilijk over lidmaatschap en tucht
Het lidmaatschap van een plaatselijke gemeente is bedoeld om gelovigen zekerheid van het heil te geven. Het is het zegel waarmee de gemeenschap het getuigenis onderschrijft van iemand die zichzelf christen noemt. De gemeente onderzoekt iemands geloofsbelijdenis en levenswandel, doopt die persoon en laat hem of haar toe aan het Avondmaal. Daarmee zegt de gemeente: voor zover wij het kunnen beoordelen met de kracht en wijsheid die we van Christus gekregen hebben, ben je één van ons. De keerzijde is dat dat zegel ook weer afgenomen wordt als de kerk iemand door de ban afsnijdt. De gemeente vertelt het gemeentelid dan dat zijn gedrag de geloofwaardigheid van zijn geloofsbelijdenis en de grond voor zijn zekerheid ondergraaft.
Maar als een gemeente slordig met lidmaatschap omgaat en mensen die niet naar de kerk gaan gewoon lid mogen blijven, wordt de valse rust gevoed. Hoeveel mensen gaan er niet naar de hel omdat hun lidmaatschap dat voor het gemak bleef lopen hun valse zekerheid gaf?
4. Leer hun om hun zekerheid te bouwen op een uitwendige handeling in het verleden
Zoals we al eerder zagen, vraagt het evangelie een reactie van ons. En in sommige gemeenten en evangelisatiebijeenkomsten zag men het nut wel in van een formule waarmee mensen uitdrukking konden geven aan hun overgave aan Christus. Er zijn er die de mogelijkheid bieden om het ‘zondaarsgebed’ op te zeggen, er zijn er ook niet de mogelijkheid bieden om op zondag naar voren te komen of een antwoordkaart in te vullen. En dit soort uitwendige handelingen kunnen inderdaad het antwoord zijn op het bekerende werk van de Geest.
Maar ze kunnen ook misleidend zijn. Het is mogelijk om een gebed te bidden, naar voren te lopen en een antwoordkaart in te vullen en toch nog steeds volkomen verloren te liggen in je zonden. Als we mensen aanmoedigen om hun zekerheid te bouwen op iets uitwendigs dat je ook prima kunt doen zonder wedergeboren te zijn, dan brengen we hen in groot geestelijk gevaar. Hoeveel mensen dwalen niet rond in totale verlorenheid terwijl ze er zeker van zijn dat ze naar de hemel gaan omdat ze als kind ooit een gebed opgezegd hebben?
5. Verbindt rechtvaardiging en heiliging niet aan elkaar
In een goedbedoelde poging om de vrije genade van God te verheerlijken wordt de waarheid van de rechtvaardiging door het geloof alleen en door Christus alleen soms onderwezen zonder alle punten voor onze hoorders met elkaar te verbinden. Maar de Schrift leert ons dat het rechtvaardigende werk van Christus altijd vruchten van de gerechtigheid voortbrengt in het leven van de gelovige, zoals ik eerder al heb gezegd (zie bijvoorbeeld de argumentatie van Romeinen 6:1-14, om maar één voorbeeld te noemen).
Als rechtvaardiging en heiligdom niet met elkaar verbonden worden, is dat heel gevaarlijk voor de gelovigen. Het zorgt ervoor dat ze geen zicht hebben op de noodzaak van persoonlijke heiliging en ondergraaft hun motivatie om God lief te hebben door Hem te gehoorzamen. En het is dubbel gevaarlijk voor mensen die valse zekerheid hebben: het versterkt de gedachte dat ze in openlijk verzet tegen God kunnen leven en tegelijk rechtvaardig kunnen zijn in Zijn ogen.
6. Leer hun om de waarschuwingen van de Bijbel te negeren
In de Schrift zijn talloze ernstige waarschuwingen te vinden aan het adres van mensen die de zonde omarmen en/of het geloof verlaten (bijvoorbeeld in Mattheüs 5:17-30 en Hebreeën 6:1-6). Met al onze pogingen om duidelijk te spreken over Gods soevereine zorg voor Zijn volk, kunnen we de kracht van deze waarschuwingen ondergraven door het idee te geven dat ze niet van toepassing zijn op gelovigen.
Maar deze waarschuwingen staan niet zomaar in de Bijbel. Wat in dit soort teksten gezegd wordt, is een van de manieren waarop God Zijn kinderen voor afdwalen wil behoeden. Een wijze predikant zal de ernst van de zonde en van afvalligheid steeds weer benoemen en zal al zijn hoorders oproepen om in het geloof te volharden.