“Ik stel me zo voor dat de goede daden van mijn leven, de vruchten van de Heilige Geest in mijn leven, door God in een archiefkast worden gestopt met het label ‘bewijzen van genade’. Deze zijn noodzakelijk. Wanneer de rechtszaak gehouden wordt en de Rechter vraagt: “Welk bewijs hebben we dat deze persoon door het geloof is verenigd met Christus, Die zijn volmaaktheid is?”, dan is de grond waarop ik aanvaard wordt: Christus alleen, niet de archiefkast. Die archiefkast is de vrucht van geloof in volmaaktheid. En die volmaaktheid is de grond van mijn aanvaarding.”