Het boek Exodus is van groot belang. Want daarin zegt God tegen Mozes: ‘Deze mensen zullen jullie niet laten gaan. Dit is wat Ik met hen zal doen.’ En God houdt Zijn woord; Hij laat al de plagen komen.
Dit is een belangrijk moment om je leerling te laten zien dat God niet bluft. Afhankelijk van het gezin waarin je opgroeide … Sommige ouders zeggen: ‘Als je dit niet doet, stuur ik jou naar je kamer’ – wat ze vervolgens niet doen. Ze voeren de straf niet uit. Dan ga je bijna denken: ‘O, als God het zegt, …’ Nee! Hij zei dingen … De eerstgeborene van elk gezin doden? Dat lijkt … Hoe kan God dat doen?
Door Gods daden leren wij Wie God is. Als God zegt dat Hij iets doen zal, meent Hij dat. Hij liet al die mensen in de Rode Zee verdrinken. Hij liet hen letterlijk in elk huis huilen en treuren: ‘Mijn eerstgeborene is dood!’ Wij praten niet graag over deze dingen, maar dit is de werkelijkheid. Onze cultuur probeert ons te laten denken: ‘God zal Zijn toorn nooit ten uitvoer brengen.’
En daarom denken velen in de gemeente: ‘Dat is niet de God in Wie ik geloof.’ Maar vergeet niet (en dit zagen we in de vorige lessen al) dat wij Zijn Woord geloven en God vertrouwen. Dit beeld van Zijn toorn … Er moeten allerlei vragen bij ons opkomen als wij zulke verhalen lezen. ‘Wow … Hier wordt oordeel, dood en straf uitgestort!’
Bedenk echter dat Gods toorn niet losstaat van Zijn liefde. Als ik Joodse mensen liefheb, zal ik de holocaust hartgrondig haten. Als ik mijn vrouw en kinderen liefheb … Ik ben hartgrondig gekant tegen alles dat hen kwaad zou doen. Gods liefde is dus geen onverschillige liefde. Hij is hartgrondig gekant tegen alles wat ons beschadigt en hindert. Hij haat de zonde.
Wanneer jij deze vragen met je leerling doorworstelt, pak het Evangelie er dan bij. Het kruis laat tegelijk Gods liefde én Zijn toorn zien. Zijn toorn, dat is Zijn oordeel over de zonde, wordt uitgestort. Tegelijk is dit Zijn liefde, want Hij ondergaat dat oordeel in onze plaats. Als wij Gods toorn verzwijgen, zien we de heerlijkheid van Gods liefde niet. Dit zijn dus goede vragen.
Misschien zegt iemand nu voor het eerst: ‘Deze kant van God staat me tegen. Dit vind ik maar niets.’ Wij kunnen, heel arrogant, denken: ‘Dit kan God niet doen, de God in Wie ik geloof.’ Wel, dit is God. Net als toen Hij die eerste keer met Mozes sprak. Mozes vroeg: ‘Wat moet ik zeggen, als men vraagt Wie mij gestuurd heeft?’ ‘IK BEN DIE IK BEN.’ Dat is zo krachtig. ‘Je kunt Mij met niemand vergelijken. Ik ben Die Ik ben.’ God zegt niet: ‘Ik ben die jij wilt dat Ik ben, wat jij fijn aan Mij vindt, of wat jij voelt. Want Ik ben Die Ik ben. Vertel hen dat IK BEN jou gestuurd heeft.’
God sprak met gezag. Dat gaat terug op de schepping. Hij is de Schepper; wie ben ik, om te zeggen dat Hij het recht niet had om Egypte te straffen? Dat Hij het recht niet had om de eerstgeborenen te doden?’
Dit is een goed moment om onze arrogantie aan het licht te brengen. ‘Weet je, soms zou ik God bijna oordelen; alsof Hij anders zou moeten zijn omdat iets mij niet bevalt.’ En wij hebben allemaal verschillende ideeën over hoe God zou moeten zijn. Vooral als je dit in andere landen bespreekt, met mensen die andere opvattingen meegekregen hebben. Daarom is Gods Woord van cruciaal belang.
En dit is gevaarlijk. Wij beginnen God te verwijten: ‘U bent niet goed!’ Misschien zeggen we dat niet, maar denken we het wel. Maar vergeet niet dat Hij volkomen wijs en alwetend is. En laten we bespreken wat dit voor ons leven betekent.
De les over de val was niet de enige keer dat we onze zonden beleden. Blijf dat doen, als jullie dit materiaal doornemen en samen optrekken, en bedenk steeds: ‘God haat deze zonde.’ Maar bedenk ook dat Jezus de toorn voor ons gedragen heeft, zodat wij als volgelingen van Christus Zijn toorn niet meer hoeven te vrezen. Wij schuwen de zonde niet omdat we Zijn toorn vrezen; wij schuwen de zonde omdat we Zijn toorn over de zonde voelen. Wij weten dat Hij de zonde haat; daarom willen we er ver vandaan blijven.
Dit motiveert ons ook om het Evangelie te delen en discipelen te maken. Een van de redenen daarvoor is deze: God zegt in Zijn Woord dat er in onze directe omgeving mensen zijn die onder Zijn oordeel liggen, die niet bij Christus horen en op weg zijn naar de eeuwige toorn. En wij kennen het goede nieuws van Gods genade. Stel dus telkens weer de vraag: ‘Met wie deel jij het Evangelie?’ Wij mogen dit niet voor onszelf houden. Dit raakt het eeuwige leven van mensen. Iedereen moet deze dingen geloven en Christus volgen om gered te worden. Laat zulke Bijbelgedeelten ons dus aansporen om het Evangelie te delen en discipelen te maken.