Zonder de prediking van het kruis, zonder de prediking van het kruis tegen onszelf de hele dag en elke dag, zullen we heel snel terugvallen naar een geloof plus werken als de grond van onze redding.
Dus om terug te komen op die oude vraag: ‘Wat als je vanavond zou sterven en je zou toegang krijgen tot de hemel, wat zou je dan zeggen?’ Als jij en ik dat beantwoorden in de eerste persoon, dan zijn we flink de mist in gegaan.
‘Omdat ik geloofde, omdat ik geloof heb, omdat ik dit ben, omdat ik volhard.’ Geliefden, de enige juiste antwoorden zijn in de derde persoon: ‘Omdat Hij!’
Denk aan de moordenaar aan het kruis … Ik kan niet wachten om die kerel op een dag te ontmoeten en hem te vragen:
‘Hoe is dat nou met jou gegaan? Want je was samen met je vriend de Man aan het uitschelden. Je bent nooit naar een bijbelstudie geweest, je bent niet gedoopt, je wist niets van lid zijn van een kerk. En toch heb je het gehaald. Je hebt het gehaald. Hoe heb je het voor elkaar gekregen?’
Zoiets moet de engel bij de poort ook gezegd hebben.
‘Wat doe je hier?’
– Nou, dat weet ik niet.
‘Wat? Wat bedoel je, je weet het niet?’
– Nou, ik weet het niet.
‘Excuseer me, laat me even mijn baas erbij halen.’
Ze gaan hun baas halen.
‘Hier zijn een paar vragen voor je. Ten eerste, hoe denk je over de rechtvaardiging door het geloof? De kerel antwoordt: ‘Daar heb ik in mijn hele leven nog nooit over gehoord.’
‘Laten we dan meteen naar de schriftleer gaan.’ En de man zit ze verdwaasd aan te staren. Uit frustratie vragen ze uiteindelijk: ‘Maar op welke grond ben je hier dan? En hij zegt: ‘De Man aan het middelste kruis zei dat ik mag komen.’
Dat is het, dat is het enige antwoord!
Als ik niet de hele dag en elke dag het evangelie tegen mezelf predik, dan zal ik ontdekken dat ik op mezelf ga vertrouwen, op mijn ervaring als een gevolg van mijn zondige staat.
Als ik mijn ogen van het kruis afhaal, geloof ik slechts met m’n woorden terwijl ik ondertussen leef alsof mijn redding van mijzelf afhangt. Zodra je die kant op gaat, zal het je ofwel leiden tot rampzalige wanhoop, ofwel tot een afschuwelijk soort arrogantie.
Het is alleen het kruis van Christus dat afrekent met zowel de vreselijke diepten van wanhoop, als de zelfingenomen arrogantie van de trotse mens die zegt: Weet je, ik kan dit zelf wel uitvogelen en ik doe het wonderbaarlijk goed. Nee, alleen ‘omdat de zondeloze Zaligmaker stierf, wordt mijn zondige ziel vrij gerekend, want de rechtvaardige God is tevreden met Hem en mij te vergeven.’
Daarom zegt Luther: ‘Het grootste deel van je christelijk leven ligt buiten je, in die zin dat we weten dat we niet gered zijn door goede werken. We zijn niet gered als resultaat van onze daden. Maar we zijn gered als gevolg van wat Christus heeft gedaan.’