Er is heel veel onderzoek gedaan naar de aard of het wezen van de menselijke hersenen. Sommige mensen denken dat wij door de hersenen te bestuderen de vraag ‘Wat is de mens?’ kunnen beantwoorden, wat natuurlijk ook de titel van mijn nieuwe boek is. Er is een theorie die zegt dat alleen het brein ‘echt’ is en ons de innerlijke en uiterlijke werkelijkheid toont. Het is een stoffelijk voorwerp, en als wij gedachten hebben, ideeën, hoop, gevoelens, ambities en dromen – als wij al die dingen hebben, zijn deze simpelweg een soort afvalproduct of bijproduct van onze hersenen.
Een voorbeeld: mijn diepvries maakt een zoemend geluid, en dat zegt mij dat hij werkt. Het zoemen zegt mij dus wel iets, het heeft wel nut, maar het is niet echt nodig. Als ik de vriezer geluiddicht maak en het zoemen niet meer hoor, blijft de vriezer gewoon werken. Want het zoemen kan de temperatuur niet beïnvloeden, of de omstandigheden in de vriezer, of de motor. Het zoemen kan niets uitwerken, het is slechts een bijproduct van de werking van het apparaat. Deze mensen zeggen dus dat het brein de enige werkelijkheid is, en dat dingen zoals gedachten en ideeën, een vrije wil, een besef van identiteit, al die dingen die het menselijk verstand uitmaken – dat onderscheiden moet worden van het menselijk brein (de hersenen) – slechts bijproducten of afscheidingsproducten zijn, zij zijn niet ‘echt’ of ‘wezenlijk’, zij hebben geen inhoud of betekenis in zichzelf.
Zij zagen de tak af waarop ze zitten.
Ik wil graag een citaat voorlezen van John B. S. Haldane. Hij was een evolutiebioloog, en in 1927 schreef hij dit: ‘Als mijn mentale processen volledig bepaald worden door de bewegingen van de atomen in mijn brein, heb ik geen reden om te veronderstellen dat mijn overtuigingen waar zijn (…). Daarom heb ik geen reden om aan te nemen dat mijn brein opgebouwd is uit atomen. Om aan het onontkoombare ‘afzagen van de tak waarop ik zit’ te kunnen ontkomen, ben ik genoodzaakt te geloven dat mijn verstand niet volledig bepaald [of geprogrammeerd] is door materie.’ Dat is heel belangrijk, want Haldane geloofde niet in God. Hij was evolutionair bioloog. Hij geloofde dus in evolutie. Maar hij besefte dat het reduceren van het verstand (van alle ervaringen die we hebben) tot simpelweg de bijproducten van de werking van het brein, een averechts effect heeft.
Filosoof Thomas Nagel zei bijvoorbeeld: ‘Je kunt elk detail van de fysieke werkingen van het brein van een vleermuis kennen, maar nog steeds niet weten hoe het is om een vleermuis te zijn.’ Ik denk dus dat argumenten als ‘het verstand is slechts een bijproduct van het brein en meer niet’, contraproductief zijn. Zij zagen de tak af waarop ze zitten.